God wil, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede; a daarom moeten wij aan haar, óf door onszelven, óf door een ander, volkomenlijk betalen. b
In generlei wijze, maar wij maken ook de schuld nog dagelijks meerder. a
Neen; want ten eerste wil God aan geen ander schepsel de schuld straffen, die de mens gemaakt heeft; a ten andere zo kan ook geen bloot schepsel den last van den eeuwigen toorn Gods tegen de zonde dragen en andere schepselen daarvan verlossen. b
Zulk een, Die een waarachtig a en rechtvaardig b mens is, en nochtans ook sterker dan alle schepselen, dat is, Die ook tegelijk waarachtig God is. c