Het Avondmaal des Heeren betuigt ons,
dat wij volkomen vergeving van al onze zonden hebben
door de enige offerande van Jezus Christus,
die Hij Zelf eenmaal aan het kruis volbracht heeft, a
en dat wij door den Heiligen Geest Christus worden ingelijfd, b
Die nu naar Zijn menselijke natuur
niet op de aarde maar in den hemel is,
ter rechterhand Gods Zijns Vaders, c
en daar van ons wil aangebeden zijn. d
Maar de Mis leert,
dat de levenden en de doden niet door het lijden van Christus
vergeving der zonden hebben,
tenzij dat Christus nog dagelijks voor hen
van de Mispriesters geofferd worde,
en dat Christus lichamelijk onder de gestalte des broods en wijns is,
en daarom ook daarin moet aangebeden worden.
En alzo is de Mis in den grond anders niet,
dan een verloochening der enige offerande
en des lijdens van Jezus Christus,
en een vervloekte afgoderij. e
In welken wil wij geheiligd zijn, door de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal geschied. Hebreeën 10:10
Maar Deze, een slachtoffer voor de zonden geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechter hand Gods. Hebreeën 10:12
Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden; Dien het niet allen dag nodig was, gelijk den hogepriesters, eerst voor zijn eigen zonden slachtofferen op te offeren, daarna, voor de zonden des volks; want dat heeft Hij eenmaal gedaan, als Hij Zichzelven opgeofferd heeft. Hebreeën 7:26-27
Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. Hebreeën 9:12
Noch ook, opdat Hij Zichzelven dikwijls zou opofferen, gelijk de hogepriester alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed. Hebreeën 9:25
Toen Jezus dan den edik genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En het hoofd buigende, gaf den geest. Johannes 19:30
Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden. Mattheüs 26:28
En Hij nam brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en gaf het hun, zeggende: Dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Lukas 22:19
De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus? Want een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn. 1 Korinthe 10:16-17
Maar die den Heere aanhangt, is een geest met Hem. 1 Korinthe 6:17
Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God. Johannes 20:17
Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods. Kolossenzen 3:1
Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter hand der Majesteit in de hoogste hemelen. Hebreeën 1:3
De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter hand van den troon der Majesteit in de hemelen. Hebreeën 8:1
Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen; Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. Mattheüs 6:20-21
Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden. Johannes 4:21
En zij aanbaden Hem, en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap. Lukas 24:52
Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechter hand Gods. Handelingen 7:55
Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter hand Gods. Kolossenzen 3:1
Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus. Filippenzen 3:20
En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Denwelken Hij uit de doden verwekt heeft, namelijk Jezus, Die ons verlost van den toekomenden toorn. 1 Thessalonicenzen 1:10
(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnzelfs offerande. Hebreeën 9:26
Maar Deze, een slachtoffer voor de zonden geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechter hand Gods. Hebreeën 10:12
Want met een offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden. Hebreeën 10:14