In de inzetting des Doops, welke alzo luidt:
'Gaat dan henen, onderwijst al de volken,
hen dopende in den Naam des Vaders,
en des Zoons, en des Heiligen Geestes' (Matth. 28:19);
En: 'Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden;
maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden' (Mark. 16:16).
Deze belofte wordt ook herhaald,
waar de Schrift den Doop
het bad der wedergeboorte
en de afwassing der zonden noemt;
'Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid,
die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid,
door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes' (Tit. 3:5);
'En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en uw zonden afwassen, aanroepende den Naam des Heeren' (Hand. 22: 16).