De Heidelbergse Catechismus stelt in dit antwoord dat Jezus via Maria een nakomeling van David is. Hoewel Maria Jezus’ moeder was, vermeldt de Bijbel nergens expliciet dat zij van David afstamde. Jezus erfde zijn wettelijke status als 'Zoon van David' via Jozef, wat volgens de Joodse wet voldoende was om Hem als Davids nakomeling te beschouwen (Math. 1:16 en 1:20, Luk. 2:4 en 3:23-31).
De Reformatoren (en ook Zacharias Ursinus) hielden vast aan de traditionele gedachte vanuit de Rooms-Katholieke kerk dat Maria ook van David afstamde, ondanks dat de Bijbel dit niet bevestigt. De oorspronkelijke tekst in deze catechismus vraag is niet fout, maar onvolledig en daardoor misleidend. Jezus werd door Zijn aardse moeder volledig Mens en kon zo tot het nageslacht van een mens (in dit geval David) gerekend worden, waardoor Hij plaatsvervangend de straf op de zonde kon dragen.
Bron en meer informatie: kerstgeschiedenis.nl
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven. 1 Johannes 5:20
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Johannes 1:1
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. Johannes 17:3
Van Zijn Zoon, Die geworden is uit het zaad van David, naar het vlees. Romeinen 1:3
Dewelke het Beeld is des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller kreaturen. Kolossenzen 1:15
Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen. Romeinen 9:5
Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet. Galaten 4:4
En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten JEZUS. Lukas 1:31
En riep uit met een grote stem, en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws buiks! En van waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt? Lukas 1:42-43
En alzo hij deze dingen in den zin had, ziet, de engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids! wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit den Heiligen Geest. Mattheüs 1:20
En de engel, antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden. Lukas 1:35
Van Zijn Zoon, Die geworden is uit het zaad van David, naar het vlees. Romeinen 1:3
De HEERE heeft David de waarheid gezworen, waarvan Hij niet wijken zal, zeggende: Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten. Psalmen 132:11
Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. 2 Samuël 7:12
Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. Lukas 1:32
Alzo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lenden, zoveel het vlees aangaat, den Christus verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten. Handelingen 2:30
Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden. Filippenzen 2:7
Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden, opdat Hij door den dood te niet doen zou dengene, die het geweld des doods had, dat is, den duivel. Hebreeën 2:14
Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen. Hebreeën 2:17
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde. Hebreeën 4:15