'Geef ons heden ons dagelijks brood'.
Dat is: Wil ons met alle nooddruft des lichaams verzorgen, a
opdat wij daardoor erkennen,
dat Gij de enige Oorsprong alles goeds zijt, b
en dat noch onze zorg en arbeid, noch Uw gaven,
zonder Uw zegen ons gedijen, c
en dat wij derhalve ons vertrouwen
van alle schepselen aftrekken
en op U alleen stellen. d
Aller ogen wachten op U; en Gij geeft hun hun spijs te zijner tijd. Psalmen 145:15
Zij allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd. Psalmen 104:27
Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven? MattheĆ¼s 6:26
Alle goede gave, en alle volmaakte gifte is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij Welken geen verandering is, of schaduw van omkering. Jakobus 1:17
Hoewel Hij nochtans Zichzelven niet onbetuigd gelaten heeft, goed doende van den hemel, ons regen en vruchtbare tijden gevende, vervullende onze harten met spijs en vrolijkheid. Handelingen 14:17
Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons. Handelingen 17:27
Zo dan, mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere. 1 Korinthe 15:58
En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet kendet, noch uw vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat. Deuteronomium 8:3
Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen. Psalmen 37:16
Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter. Het is tevergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden als in den slaap geeft. Psalmen 127:1-2
Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele. Psalmen 55:23
Vertrouwt niet op onderdrukking, noch op roverij; wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op. Psalmen 62:11
Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. Psalmen 146:3
Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt! Jeremia 17:5
Gezegend daarentegen is de man, die op den HEERE vertrouwt, en wiens vertrouwen de HEERE is! Jeremia 17:7