God verbiedt niet alleen
dat stelen a en roven, b
hetwelk de overheid straft;
maar Hij noemt ook dieverij
alle boze stukken en aanslagen,
waarmede wij onzes naasten goed
denken aan ons te brengen, c
hetzij met geweld of schijn des rechts,
als met vals gewicht, el, maat, waar, d munt,
woeker, e of door enig middel, van God verboden;
daarenboven ook alle gierigheid, f
alle misbruik en verkwisting Zijner gaven. g