Vraag 96 Wat eist God in het tweede gebod?

Antwoord:

Dat wij God in generlei wijze afbeelden, a
en op geen andere wijze vereren,
dan Hij in Zijn Woord bevolen heeft. b

Bewijsteksten

a

Bij wien dan zult gij God vergelijken, of wat gelijkenis zult gij op Hem toepassen? De werkmeester giet een beeld, en de goudsmid overtrekt het met goud, en giet er zilveren ketenen toe. Jesaja 40:18-19

Bij wien dan zult gijlieden Mij vergelijken, dien Ik gelijk zij? zegt de Heilige. Jesaja 40:25

Wacht u dan wel voor uw zielen; want gij hebt geen gelijkenis gezien, ten dage als de HEERE op Horeb uit het midden des vuurs tot u sprak; Opdat gij u niet verderft, en maakt u iets gesnedens, de gelijkenis van enig beeld, van mannelijk of vrouwelijk gedaante. Deuteronomium 4:15-16

En hebben de heerlijkheid des onverderfelijken Gods veranderd in de gelijkenis eens beelds van een verderfelijk mens, en van gevogelte, en van viervoetige en kruipende gedierten. Romeinen 1:23

Wij dan, zijnde Gods geslacht, moeten niet menen, dat de Godheid goud, of zilver, of steen gelijk zij, welke door mensenkunst en bedenking gesneden zijn. Handelingen 17:29

b

Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des HEEREN woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn. 1 Samuël 15:23

Wacht u, dat gij niet verstrikt wordt achter hen, nadat zij voor uw aangezicht zullen verdelgd zijn; en dat gij niet vraagt naar hun goden, zeggende: Gelijk als deze volken hun goden gediend hebben, alzo zal ik ook doen. Deuteronomium 12:30

Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn. Mattheüs 15:9

origineel
SV
onder tekst
17
leermodusleren